Ga direct naar inhoud

Fiscale en juridische regels - Aanvullende PensioenOpbouw en Aanvullende PensioenUitkering

Heeft u Aanvullende PensioenOpbouw of een Aanvullende PensioenUitkering bij Nationale-Nederlanden Bank? Of overweegt u één van deze producten aan te vragen? Dan is het belangrijk dat u op de hoogte bent van de fiscale en juridische regels. Wij hebben de belangrijkste regels voor u op een rij gezet.

Opbouwen of uitkeren via een lijfrente

Aanvullende PensioenOpbouw en Aanvullende PensioenUitkering zijn lijfrenten. Een lijfrente is een geblokkeerde rekening met als doel het opbouwen of uitkeren van een aanvulling op uw AOW en/of pensioen. Een lijfrente kent twee fases: de opbouwfase en de uitkeringsfase. Het saldo van uw Aanvullende PensioenOpbouw en/of Aanvullende PensioenUitkering zit voor de heffing van inkomstenbelasting in box 1. U betaalt over het saldo op uw rekening geen vermogensrendementsheffing in box 3.

De opbouwfase

Vermogen opbouwen doet u bij Nationale-Nederlanden Bank met Aanvullende PensioenOpbouw. Gedurende de opbouw staat het geld op een geblokkeerde spaarrekening. U stort eenmalig of periodiek een bedrag op deze rekening. Dit bedrag kunt u, binnen de grenzen van de Wet inkomstenbelasting 2001, aftrekken bij uw belastingaangifte. Wilt u gebruik maken van deze aftrekpost voor de inkomstenbelasting, dan moet u wel voldoende jaarruimte en eventueel reserveringsruimte hebben.

U berekent het maximaal aftrekbare bedrag met onze rekenhulp jaarruimte berekenen. Een adviseur kan dit ook voor u berekenen. Bij uw jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting moet u zelf het gestorte bedrag van Aanvullende PensioenOpbouw volledig aftrekken. De opbouwfase eindigt uiterlijk op 31 december, 5 jaar na het jaar waarin u de AOW-leeftijd bereikt. Dit is de einddatum. U moet uw opgebouwde vermogen omzetten in een lijfrente-uitkering. Hiervoor opent u een uitkeringsproduct: een nieuwe bankspaarrekening of een nieuwe verzekering. Dat kan bij ons of bij een andere aanbieder. Meer hierover leest u onder het kopje ‘De uitkeringsfase’.

De wettelijke beslistermijn

Vanaf de einddatum heeft u wettelijk nog één jaar extra de tijd om uw Aanvullende PensioenOpbouw om te zetten in een uitkeringsproduct. Als de omzetting niet binnen dit jaar plaatsvindt, dan heeft dat fiscale gevolgen. De Belastingdienst gaat er dan namelijk vanuit dat u de rekening heeft afgekocht. U bent dan in één keer belasting verschuldigd over het totale bedrag aan lijfrente (maximaal tegen het tarief van 49,5% in 2023). Daarnaast brengt de Belastingdienst een boete (revisierente) in rekening van maximaal 20%.

Totdat uw vermogen naar een uitkeringsproduct wordt overgemaakt, blijft het bedrag liquide op uw geblokkeerde lijfrenterekening staan. We vergoeden dan een variabele rente over het saldo op uw Aanvullende PensioenOpbouw. Nationale-Nederlanden Bank kan door de Belastingdienst aansprakelijk gesteld worden voor de belasting en de revisierente die u mogelijk verschuldigd bent. Daarom reserveren wij een bedrag van uw rekening om in dat geval de Belastingdienst te kunnen betalen. Zodra de Belastingdienst verklaart dat wij niet aansprakelijk gesteld worden, komt het gereserveerde bedrag weer voor u beschikbaar.

De uitkeringsfase

Na de opbouwfase volgt de uitkeringsfase. Hiervoor maakt u bij Nationale-Nederlanden Bank gebruik van de Aanvullende PensioenUitkering. Met een Aanvullende PensioenUitkering krijgt u periodieke uitkeringen. Wij moeten de wettelijk verplichte inhoudingen voor u afdragen aan de Belastingdienst. Deze inhoudingen trekken we af van uw bruto uitkering. U ontvangt dus steeds een netto uitkering. De uitkering van uw lijfrente moet voldoen aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Deze wet stelt enkele voorwaarden. De voorwaarden zijn afhankelijk van uw leeftijd op het moment dat u de uitkeringen laat beginnen.

U kunt kiezen uit de ‘oudedagslijfrente’ en de ‘tijdelijke oudedagslijfrente’

De ‘oudedagslijfrente’ kent twee mogelijkheden:

  • U heeft de AOW-leeftijd nog niet bereikt in het jaar dat u de eerste uitkering ontvangt. De periode tussen de eerste uitkering en de laatste uitkering moet dan ten minste 20 jaar zijn plus het aantal volle jaren dat u jonger bent dan de AOW-leeftijd op het moment dat u de eerste uitkering ontvangt.
  • U laat de uitkering starten in of na het jaar waarin u de AOW-leeftijd bereikt. De periode tussen de eerste uitkering en de laatste uitkering moet dan ten minste 20 jaar zijn.

De bruto uitkering per jaar kent bij de oudedagslijfrente, anders dan bij de tijdelijke oudedagslijfrente, geen maximum.

De ‘tijdelijke oudedagslijfrente’: u laat de uitkering starten in of na het jaar waarin u de AOW-leeftijd bereikt. De minimale looptijd van de uitkeringen is 5 jaar. Als u kiest voor een uitkeringsduur tussen de 5 en 20 jaar dan mag de bruto uitkering per jaar niet meer zijn dan € 24.168,- (2023). De tijdelijke oudedagslijfrente kan in onderstaande gevallen wel eerder starten dan in het jaar waarin u de AOW-leeftijd bereikt. Namelijk in of na het jaar waarin u 65 jaar wordt.

  • Heeft u na 31 december 2013 niet meer ingelegd op uw lijfrente? Dan mag u al in of na het jaar waarin u 65 wordt, het hele tegoed, dus ook het opgebouwde rendement en/of de opgebouwde rente, gebruiken voor een tijdelijke oudedagslijfrente.
  • Heeft u na 31 december 2013 nog wel ingelegd op uw lijfrente? Dan mag u alleen het tegoed dat u op 31 december 2013 had opgebouwd, gebruiken voor een tijdelijke oudedagslijfrente die ingaat in het jaar waarin u 65 wordt. Voor het overige tegoed moet de tijdelijke oudedagslijfrente starten in of na het jaar waarin u de AOW-leeftijd bereikt.

Wettelijk moeten oudedagslijfrenten uiterlijk ingaan in het vijfde jaar na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Voor een lijfrenteverzekering van vóór 2001 die eindigt na deze uiterste ingangsdatum geldt iets anders. Deze lijfrente mag direct na afloop van de verzekering ingaan.

Voor zowel de oudedagslijfrente als de tijdelijke oudedagslijfrente geldt dat de uitkeringen alleen mogen toekomen aan de rekeninghouder.

Saldoverklaring voor niet-afgetrokken inleg

Heeft u tijdens de opbouwfase niet alle gestorte bedragen afgetrokken bij uw belastingaangifte? Vraag dan bij de Belastingdienst een ‘Verklaring niet-afgetrokken premies’, ook wel ‘saldoverklaring’ genoemd, aan. De niet afgetrokken stortingen zijn namelijk tot een wettelijk maximum niet belast. Na ontvangst van de saldoverklaring houdt Nationale-Nederlanden Bank de wettelijk verplichte loonheffing in, maar niet over het bedrag dat op de saldoverklaring staat. Lees hier meer over in de blog 'Een vergissing gemaakt bij uw lijfrente-aftrek. Wat nu?'. Als u geen saldoverklaring bij ons indient houden wij loonheffing in over alle uitkeringsbedragen.

Inleg vanuit een andere lijfrenterekening of -verzekering

Als u lijfrentekapitaal heeft opgebouwd bij een andere bank of verzekeraar, dan kunt u dat kapitaal direct laten storten op uw Aanvullende PensioenOpbouw of uw Aanvullende PensioenUitkering bij Nationale-Nederlanden Bank. Bij Aanvullende PensioenOpbouw bouwt u dan gewoon verder op. Bij de Aanvullende PensioenUitkering kiest u ervoor om binnen 12 maanden te starten met het uitkeren van uw opgebouwde kapitaal.

Inleg overbruggingslijfrente

Heeft u vóór 2006 premie(s) betaald voor een lijfrenteverzekering, dan kunt u daar in de toekomst een overbruggingslijfrente voor aankopen bij een verzekeraar. Met een overbruggingslijfrente overbrugt u de tijd vanaf enig moment tot en met het jaar waarin u AOW of pensioen ontvangt of 65 jaar wordt. Zo kunt u uw lijfrente dus gebruiken om een paar jaar eerder te stoppen met werken. Een bank mag de overbruggingslijfrente niet uitvoeren. Het is wel mogelijk dit lijfrentekapitaal tijdelijk onder te brengen bij Nationale-Nederlanden Bank met Aanvullende PensioenOpbouw. U ontvangt dan rente en/of rendement over het ingelegde lijfrentekapitaal. Zodra u uitkeringen uit uw overbruggingslijfrente wilt ontvangen, kunt u het opgebouwde vermogen overdragen aan een verzekeraar.

Oud regime lijfrentekapitaal

Het is mogelijk dat de flexibelere regels van de inkomstenbelasting van vóór 1992 gelden voor het lijfrentekapitaal dat u bij een verzekeraar heeft opgebouwd. Er is dan sprake van ‘oud-regime lijfrentekapitaal’. Als u het kapitaal stort op Aanvullende PensioenOpbouw of Aanvullende PensioenUitkering, dan gelden de regels van vóór 1992 niet meer. Met het storten valt uw lijfrente dan namelijk automatisch in de lijfrentevormen van de Wet inkomstenbelasting 2001. Dit is misschien niet gunstig voor u. Vraag daarom advies aan een adviseur.

Verboden handelingen

De wet bepaalt wat u wel en niet mag met uw lijfrente. Zo mag u het bedrag niet in één keer laten uitkeren (afkopen). Ook mag u de lijfrente niet schenken, verkopen of onderpand laten zijn bij bijvoorbeeld een geldlening. Doet u dat toch, dan heeft dat direct fiscale gevolgen. Koopt u bijvoorbeeld de lijfrente af? Dan trekken wij de wettelijk verplichte inhoudingen af van de totale bruto uitkering. Daarnaast brengt de Belastingdienst een boete (revisierente) van maximaal 20% over die uitkering in rekening. Hierop zijn twee uitzonderingen. U bent geen revisierente verschuldigd bij:

  • Afkoop van een ‘kleine lijfrente’. Deze uitzondering geldt alleen voor Aanvullende PensioenOpbouw waarvan de afkoopwaarde niet meer bedraagt dan € 4.898,- (2023). Om in aanmerking te komen voor deze uitzondering mag het saldo van alle lijfrenten bij dezelfde bank of verzekeraar bij elkaar opgeteld niet hoger zijn dan € 4.898,- (2023). Het saldo van lijfrenten in de uitkeringsfase tellen niet meer voor dit bedrag.
  • Afkoop bij langdurige arbeidsongeschiktheid. Daarbij geldt de voorwaarde dat de afkoopsom maximaal € 45.722,- (2023) bedraagt of het gemiddelde inkomen van de afgelopen 2 jaar als dat hoger is. Ook geldt de eis dat de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet is bereikt.
Overlijden

Bij een overlijden raden wij de nabestaanden altijd aan om contact op te nemen met een adviseur of notaris. Wat er gebeurt na uw overlijden met uw Aanvullende PensioenOpbouw en/of Aanvullende PensioenUitkering leggen we op hoofdlijnen uit. We gaan er van uit dat de erfenis aanvaard wordt door de erfgenamen. Waar we hier spreken over erfgenamen, bedoelen we ook andere erfrechtelijke verkrijgers.

Het saldo op Aanvullende PensioenOpbouw plus opgebouwde, maar niet bijgeschreven rente moet door de erfgenamen binnen de wettelijke beslistermijn worden gebruikt voor de aankoop van een zogeheten 'nabestaandenlijfrente’. De wettelijke beslistermijn eindigt uiterlijk op 31 december, 2 jaar na het jaar van overlijden. Als er dan nog geen omzetting is gedaan heeft dat dezelfde fiscale gevolgen zoals te lezen onder het kopje ‘De wettelijke beslistermijn’. De wet stelt aan de nabestaandenlijfrente verschillende eisen. Als de echtgenoot of partner (een gedeelte van) het saldo erft, dan moet tussen de eerste en de laatste uitkering een periode van minimaal 5 jaar zitten. Als andere familieleden (een gedeelte van) het saldo erven dan moet de periode tussen de eerste en de laatste uitkering ten minste 20 jaar zijn. Heeft het andere familielid de leeftijd van 30 jaar nog niet bereikt? Dan is de periode tussen de eerste en laatste uitkering minimaal 5 jaar of het aantal jaren dat de erfgenaam jonger is dan 30 jaar.

Overlijdt u in de uitkeringsfase? Dan keren wij de resterende termijnen van de Aanvullende PensioenUitkering uit aan uw erfgenamen. De einddatum van de uitkeringen en het rentepercentage over het vermogen op de rekening blijven hetzelfde. Er hoeft geen nieuwe rekening geopend te worden door de erfgenamen, wij doen dat voor hen.

Geen testament

Zonder testament bepaalt de wet wat er gebeurt met uw Aanvullende PensioenOpbouw en/of Aanvullende PensioenUitkering.

  • Als u getrouwd bent of een geregistreerd partnerschap heeft, dan zijn uw echtgenoot/partner en uw eventuele kinderen de erfgenamen. De echtgenoot/partner erft al uw bezittingen en schulden. Als er kinderen zijn, dan krijgen zij een vordering op uw echtgenoot/partner.
  • Als u niet (meer) getrouwd of geregistreerd partner bent, dan zijn uw eventuele kinderen de erfgenamen. Zijn er geen kinderen, dan zijn uw ouders, broers en zussen de erfgenamen.
  • Als u niet getrouwd bent, maar wel samenwoont – met of zonder samenlevingsovereenkomst – dan is uw partner géén erfgenaam. Wilt u dat uw Aanvullende PensioenOpbouw en/of Aanvullende PensioenUitkering bij uw overlijden naar uw partner gaat? Dan moet u dat vastleggen in een testament.

Testament

Met een testament kunt u zelf bepalen wat er met uw Aanvullende PensioenOpbouw en/of Aanvullende PensioenUitkering gebeurt. Volgens de Wet inkomstenbelasting 2001 mogen lijfrenten van uw Aanvullende PensioenOpbouw uitsluitend toekomen aan natuurlijke personen. Het is bijvoorbeeld niet toegestaan om in uw testament een goed-doel-stichting of een BV aan te wijzen als erfgenaam voor uw lijfrente. Doet u dit toch, dan ziet de Belastingdienst dit als een verboden handeling. Na overlijden is er dan inkomstenbelasting en revisierente verschuldigd bij de erflater. Nationale-Nederlanden Bank kan door de Belastingdienst aansprakelijk gesteld worden voor de verschuldigde inkomstenbelasting en revisierente die de overledene mogelijk verschuldigd is. Daarom reserveren wij een bedrag van uw rekening om in dat geval de Belastingdienst te kunnen betalen. Zodra de Belastingdienst verklaart dat wij niet aansprakelijk gesteld worden, keren wij het gereserveerde bedrag uit aan de testamentaire erfgename(n).

Erfbelasting

Als u in Nederland woont en overlijdt, dan moet de erfgenaam erfbelasting betalen over de erfenis. Sommige onderdelen van een erfenis zijn vrijgesteld van erfbelasting. Het saldo van Aanvullende PensioenOpbouw en/of Aanvullende PensioenUitkering is vrijgesteld. De erfgenaam hoeft dus geen erfbelasting te betalen over het te ontvangen saldo. Echtgenoten en partners hebben daarnaast een algemene vrijstelling van maximaal € 723.526,- (2023). Omdat de lijfrente al is vrijgesteld van erfbelasting, wordt de algemene vrijstelling met een bepaald bedrag verminderd (‘lijfrente-imputatie’). Dit betekent dat op de partnervrijstelling een bedrag in mindering wordt gebracht ter grootte van de helft van het verkregen lijfrentesaldo, verminderd met 30% vanwege de in de toekomst verschuldigde inkomstenbelasting. De partnervrijstelling wordt dus lager, maar nooit lager dan € 186.915,- (2023).

Echtscheiding

Als de lijfrente bij echtscheiding moet worden gedeeld, dan kan de toedeling zonder tussentijdse belastingheffing plaatsvinden. Er moet dan wel verdeeld worden in de verhouding 50/50. Zit u in de opbouwfase? Dan hoeft u geen nieuwe rekening aan te vragen. De ex-partner moet een eigen lijfrenterekening openen bij ons of een andere aanbieder. Zit u in de uitkeringsfase, dan moet ook u een nieuwe uitkeringsrekening aanvragen. Aan het openen van een nieuwe uitkeringsrekening zijn kosten verbonden.

Bijzondere gevallen

Op deze pagina staan de belangrijkste fiscale en juridische regels van uw lijfrente. Naast overlijden en echtscheiding kunnen ook andere gebeurtenissen gevolgen hebben voor uw lijfrente. Bijvoorbeeld bij emigratie of bij een faillissement. Heeft u daarover vragen? Neemt u dan contact op met een adviseur.


Alle informatie is ook terug te lezen in de pdf.